Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fol·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘martelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
folteren
folterde
gefolterd
zwak -d volledig

Werkwoord

folteren

  1. overgankelijk een gevangene onderwerpen aan lichamelijke en/of geestelijke pijniging, voornamelijk teneinde informatie los te krijgen
    • De Amerikaanse militairen hebben hun gevangenen in Guantanamo en Abu Ghraib in strijd met de Geneefse conventies gefolterd. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen