• tv
  • Het is een initiaalwoord uit televisie.
enkelvoud meervoud
naamwoord tv tv's
verkleinwoord tv'tje tv'tjes

de tvv

  1. (initiaalwoord), (afkorting) de afkorting voor televisie
  2. (techniek) een elektrisch apparaat om bewegende beelden en geluid te ontvangen
    • In de woonkamer staat een tv. 
     Binnen de hut was de tijd meer dan 50 jaar stil blijven staan en er was dan ook geen tv of wifi.[1]
  3. een programma dat op dit apparaat getoond wordt
    • Deze nieuwe samenwerking kan mooie tv opleveren. 
  4. het communicatiemedium
    • Wat is er op tv? 

tv

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    tv-kijken: Hij keek tv.
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be