tv
- tv
- Het is een initiaalwoord uit televisie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tv | tv's |
verkleinwoord | tv'tje | tv'tjes |
de tv v
- (initiaalwoord), (afkorting) de afkorting voor televisie
- (techniek) een elektrisch apparaat om bewegende beelden en geluid te ontvangen
- In de woonkamer staat een tv.
- ▸ Binnen de hut was de tijd meer dan 50 jaar stil blijven staan en er was dan ook geen tv of wifi.[1]
- een programma dat op dit apparaat getoond wordt
- Deze nieuwe samenwerking kan mooie tv opleveren.
- het communicatiemedium
- Wat is er op tv?
|
2. een elektrisch apparaat om bewegende beelden en geluid te ontvangen
tv
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- tv-kijken: Hij keek tv.
- Het woord tv staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tv" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be