controlekamer van een tv-station
  • tv-sta·ti·on
enkelvoud meervoud
naamwoord tv-station tv-stations
verkleinwoord

het tv-stationo

  1. tv zender waarbij tv-programma's uit gezonden worden op vooraf bekende frequentie(s)
    • Een Turks tv-station heeft een video gepubliceerd waarin de arrestatie te zien is. De belangrijkste vangst zou Kefah Basheer Hussain zijn, ’gezondheidsminister’ en medeoprichter van Islamitische Staat.[1] 
    • „Waarom was hij alleen?”, vraagt zijn moeder Cyndi Nichols zich af bij tv-station Newson6. „Met de juiste begeleiding had hij nooit bij de sleutels gekund.” Ze is diep bedroefd. „Het is een lieve jongen, maar hij moet liefde terugkrijgen”, zegt ze met betraande ogen.[2] 
    • Buurtbewoners, die het lokale tv-station te woord stonden, zeiden geschokt te zijn nadat bekenden van de vrouw zondag even na 10 uur ’s ochtends haar levenloze lichaam hadden aangetroffen in de buurt van het zwembad van haar appartementencomplex.[3] 
  1. de Telegraaf 24 jan. 2018
  2. de Telegraaf 02 jan. 2018
  3. de Telegraaf HILDE POSTMA 17 dec. 2017