tv-toespraak
- tv-toe·spraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tv-toespraak | tv-toespraken |
verkleinwoord | tv-toespraakje | tv-toespraakjes |
- een toespraak die op televisie gehouden wordt
- De koning hield om zeven uur een tv-toespraak.
- Het woord tv-toespraak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.