• toe·spraak
enkelvoud meervoud
naamwoord toespraak toespraken
verkleinwoord toespraakje toespraakjes

de toespraakv

  1. een voordracht voor een groter publiek
    • Morgen is er een toespraak op het stadsplein. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be