tuchtigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van tuchtigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tuchtigen | te tuchtigen | ||||||||
toekomend | zullen tuchtigen | te zullen tuchtigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getuchtigd | te hebben getuchtigd | ||||||||
toekomend | getuchtigd zullen hebben | getuchtigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tuchtigend | getuchtigd | ev. tuchtig |
mv. verouderd tuchtigt |
tuchtige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | tuchtig | tuchtigt | tuchtigt | tuchtigt | tuchtigt | tuchtigen | tuchtigen | tuchtigen | |||
verleden (o.v.t.) | tuchtigde | tuchtigde | tuchtigde | tuchtigde | tuchtigde | tuchtigden | tuchtigden | tuchtigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tuchtigen | zult/zal tuchtigen | zult/zal tuchtigen | zult tuchtigen | zal tuchtigen | zullen tuchtigen | zullen tuchtigen | zullen tuchtigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tuchtigen | zou tuchtigen | zou(dt) tuchtigen | zoudt tuchtigen | zou tuchtigen | zouden tuchtigen | zouden tuchtigen | zouden tuchtigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getuchtigd | hebt getuchtigd | hebt/heeft getuchtigd | hebt getuchtigd | heeft getuchtigd | hebben getuchtigd | hebben getuchtigd | hebben getuchtigd | |||
verleden (v.v.t.) | had getuchtigd | had getuchtigd | had getuchtigd | hadt getuchtigd | had getuchtigd | hadden getuchtigd | hadden getuchtigd | hadden getuchtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getuchtigd hebben | zal/zult getuchtigd hebben | zult/zal getuchtigd hebben | zult getuchtigd hebben | zal getuchtigd hebben | zullen getuchtigd hebben | zullen getuchtigd hebben | zullen getuchtigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getuchtigd hebben | zou getuchtigd hebben | zou/zoudt getuchtigd hebben | zoudt getuchtigd hebben | zou getuchtigd hebben | zouden getuchtigd hebben | zouden getuchtigd hebben | zouden getuchtigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getuchtigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getuchtigd | er is getuchtigd | |||||||||
verleden | er werd getuchtigd | er was getuchtigd | |||||||||
toekomend | er zal getuchtigd worden | er zal getuchtigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getuchtigd worden | er zou getuchtigd zijn | |||||||||
lijdende vorm getuchtigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getuchtigd worden | getuchtigd te worden | ||||||||
toekomend | getuchtigd zullen worden | getuchtigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getuchtigd zijn | getuchtigd te zijn | ||||||||
toekomend | getuchtigd zullen zijn | getuchtigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getuchtigd | wordt getuchtigd | wordt getuchtigd | wordt getuchtigd | wordt getuchtigd | worden getuchtigd | worden getuchtigd | worden getuchtigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getuchtigd | werd getuchtigd | werd getuchtigd | werdt getuchtigd | werd getuchtigd | werden getuchtigd | werden getuchtigd | werden getuchtigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getuchtigd worden | zult getuchtigd worden | zult getuchtigd worden | zult getuchtigd worden | zal getuchtigd worden | zullen getuchtigd worden | zullen getuchtigd worden | zullen getuchtigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getuchtigd worden | zou getuchtigd worden | zou/zoudt getuchtigd worden | zoudt getuchtigd worden | zou getuchtigd worden | zouden getuchtigd worden | zouden getuchtigd worden | zouden getuchtigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getuchtigd | bent getuchtigd | bent/is getuchtigd | zijt getuchtigd | is getuchtigd | zijn getuchtigd | zijn getuchtigd | zijn getuchtigd | |||
verleden (v.v.t.) | was getuchtigd | was getuchtigd | was getuchtigd | waart getuchtigd | was getuchtigd | waren getuchtigd | waren getuchtigd | waren getuchtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getuchtigd zijn | zult getuchtigd zijn | zult getuchtigd zijn | zult getuchtigd zijn | zal getuchtigd zijn | zullen getuchtigd zijn | zullen getuchtigd zijn | zullen getuchtigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getuchtigd zijn | zou getuchtigd zijn | zou/zoudt getuchtigd zijn | zoudt getuchtigd zijn | zou getuchtigd zijn | zouden getuchtigd zijn | zouden getuchtigd zijn | zouden getuchtigd zijn |