treden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van treden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | treden | te treden | ||||||||
toekomend | zullen treden | te zullen treden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] getreden | te hebben[1]/zijn[2] getreden | ||||||||
toekomend | getreden zullen hebben[1]/zijn[2] | getreden te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tredend | getreden | ev. treed |
mv. verouderd treedt |
trede | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | treed | treedt | treedt | treedt | treedt | treden | treden | treden | |||
verleden (o.v.t.) | trad | trad | trad | tradt[3] | trad | traden | traden | traden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal treden | zult/zal treden | zult/zal treden | zult treden | zal treden | zullen treden | zullen treden | zullen treden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou treden | zou treden | zou(dt) treden | zoudt treden | zou treden | zouden treden | zouden treden | zouden treden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm getreden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getreden | er is getreden | |||||||||
verleden | er werd getreden | er was getreden | |||||||||
toekomend | er zal getreden worden | er zal getreden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getreden worden | er zou getreden zijn | |||||||||
lijdende vorm getreden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getreden worden | getreden te worden | ||||||||
toekomend | getreden zullen worden | getreden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getreden zijn | getreden te zijn | ||||||||
toekomend | getreden zullen zijn | getreden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getreden | wordt getreden | wordt getreden | wordt getreden | wordt getreden | worden getreden | worden getreden | worden getreden | |||
verleden (o.v.t.) | werd getreden | werd getreden | werd getreden | werdt getreden | werd getreden | werden getreden | werden getreden | werden getreden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getreden worden | zult getreden worden | zult getreden worden | zult getreden worden | zal getreden worden | zullen getreden worden | zullen getreden worden | zullen getreden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getreden worden | zou getreden worden | zou/zoudt getreden worden | zoudt getreden worden | zou getreden worden | zouden getreden worden | zouden getreden worden | zouden getreden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getreden | bent getreden | bent/is getreden | zijt getreden | is getreden | zijn getreden | zijn getreden | zijn getreden | |||
verleden (v.v.t.) | was getreden | was getreden | was getreden | waart getreden | was getreden | waren getreden | waren getreden | waren getreden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getreden zijn | zult getreden zijn | zult getreden zijn | zult getreden zijn | zal getreden zijn | zullen getreden zijn | zullen getreden zijn | zullen getreden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getreden zijn | zou getreden zijn | zou/zoudt getreden zijn | zoudt getreden zijn | zou getreden zijn | zouden getreden zijn | zouden getreden zijn | zouden getreden zijn |