toewijden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toewijden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toewijden | toe te wijden | ||||||||
toekomend | zullen toewijden toe zullen wijden |
te zullen toewijden toe te zullen wijden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegewijd | te hebben toegewijd | ||||||||
toekomend | toegewijd zullen hebben | toegewijd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toewijdend | toegewijd | ev. wijd toe |
mv. verouderd wijdt toe |
wijde toe (bijzin) toewijde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wijd toe | wijdt toe | wijdt toe | wijdt toe | wijdt toe | wijden toe | wijden toe | wijden toe | |||
verleden (o.v.t.) | wijdde toe | wijdde toe | wijdde toe | wijdde toe | wijdde toe | wijdden toe | wijdden toe | wijdden toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toewijden | zult/zal toewijden | zult/zal toewijden | zult toewijden | zal toewijden | zullen toewijden | zullen toewijden | zullen toewijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toewijden | zou toewijden | zou(dt) toewijden | zoudt toewijden | zou toewijden | zouden toewijden | zouden toewijden | zouden toewijden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toewijd | toewijdt | toewijdt | toewijdt | toewijdt | toewijden | toewijden | toewijden | |||
verleden (o.v.t.) | toewijdde | toewijdde | toewijdde | toewijdde | toewijdde | toewijdden | toewijdden | toewijdden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toewijden toe zal wijden |
zult/zal toewijden toe zult/zal wijden |
zult/zal toewijden toe zult/zal wijden |
zult toewijden toe zult wijden |
zal toewijden toe zal wijden |
zullen toewijden toe zullen wijden |
zullen toewijden toe zullen wijden |
zullen toewijden toe zullen wijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toewijden toe zou wijden |
zou toewijden toe zou wijden |
zou(dt) toewijden toe zou(dt) wijden |
zoudt toewijden toe zoudt wijden |
zou toewijden toe zou wijden |
zouden toewijden toe zouden wijden |
zouden toewijden toe zouden wijden |
zouden toewijden toe zouden wijden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegewijd | hebt toegewijd | hebt/heeft toegewijd | hebt toegewijd | heeft toegewijd | hebben toegewijd | hebben toegewijd | hebben toegewijd | |||
verleden (v.v.t.) | had toegewijd | had toegewijd | had toegewijd | hadt toegewijd | had toegewijd | hadden toegewijd | hadden toegewijd | hadden toegewijd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegewijd hebben | zal/zult toegewijd hebben | zult/zal toegewijd hebben | zult toegewijd hebben | zal toegewijd hebben | zullen toegewijd hebben | zullen toegewijd hebben | zullen toegewijd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegewijd hebben | zou toegewijd hebben | zou/zoudt toegewijd hebben | zoudt toegewijd hebben | zou toegewijd hebben | zouden toegewijd hebben | zouden toegewijd hebben | zouden toegewijd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegewijd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegewijd | er is toegewijd | |||||||||
verleden | er werd toegewijd | er was toegewijd | |||||||||
toekomend | er zal toegewijd worden | er zal toegewijd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegewijd worden | er zou toegewijd zijn | |||||||||
lijdende vorm toegewijd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegewijd worden | toegewijd te worden | ||||||||
toekomend | toegewijd zullen worden | toegewijd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegewijd zijn | toegewijd te zijn | ||||||||
toekomend | toegewijd zullen zijn | toegewijd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegewijd | wordt toegewijd | wordt toegewijd | wordt toegewijd | wordt toegewijd | worden toegewijd | worden toegewijd | worden toegewijd | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegewijd | werd toegewijd | werd toegewijd | werdt toegewijd | werd toegewijd | werden toegewijd | werden toegewijd | werden toegewijd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegewijd worden | zult toegewijd worden | zult toegewijd worden | zult toegewijd worden | zal toegewijd worden | zullen toegewijd worden | zullen toegewijd worden | zullen toegewijd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegewijd worden | zou toegewijd worden | zou/zoudt toegewijd worden | zoudt toegewijd worden | zou toegewijd worden | zouden toegewijd worden | zouden toegewijd worden | zouden toegewijd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegewijd | bent toegewijd | bent/is toegewijd | zijt toegewijd | is toegewijd | zijn toegewijd | zijn toegewijd | zijn toegewijd | |||
verleden (v.v.t.) | was toegewijd | was toegewijd | was toegewijd | waart toegewijd | was toegewijd | waren toegewijd | waren toegewijd | waren toegewijd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegewijd zijn | zult toegewijd zijn | zult toegewijd zijn | zult toegewijd zijn | zal toegewijd zijn | zullen toegewijd zijn | zullen toegewijd zijn | zullen toegewijd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegewijd zijn | zou toegewijd zijn | zou/zoudt toegewijd zijn | zoudt toegewijd zijn | zou toegewijd zijn | zouden toegewijd zijn | zouden toegewijd zijn | zouden toegewijd zijn |