Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·rus·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toerusten
rustte toe
toegerust
zwak -t volledig

Werkwoord

toerusten

  1. overgankelijk (militair), (scheepvaart) één of meer personen, vaar- of voertuigen e.d. voorzien van de benodigdheden voor een taak, expeditie of reis
    • De vloot werd toegerust voor een andere taak. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be