uitrusten
- uit·rus·ten
- In de betekenis van ‘van het nodige voorzien’ voor het eerst aangetroffen in 1517 [1]
- samenstelling van uit bw en rusten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitrusten |
rustte uit |
uitgerust |
zwak -t | volledig |
uitrusten
- overgankelijk (militair), (scheepvaart) één of meer personen, vaar- of voertuigen e.d. voorzien van de benodigdheden voor een taak, expeditie of reis
- De vloot werd uitgerust met een nieuw radarsysteem.
- ▸ Het viel hem op dat er veel politie was maar dat ze niet waren uitgerust met witte oproerhelmen en schilden.[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitrusten |
rustte uit |
uitgerust |
zwak -t | volledig |
uitrusten
- inergatiefzich ontspannen na vermoeiende of langdurige bezigheden
- We zijn bijna bij het bivak waar we kunnen uitrusten.
- ▸ Na drie weken alleen te hebben gelopen, kwam ik op een dag bij een beekje vier jongens tegen die languit in het stof lagen uit te rusten.[3]
- Het woord uitrusten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitrusten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "uitrusten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be