• ont·man·te·len
  • Afgeleid van mantel met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontmantelen
ontmantelde
ontmanteld
zwak -d volledig

ontmantelen

  1. overgankelijk een geheel dusdanig in delen uiteennemen dat het niet meer als geheel functioneert
    • De bezetter ontmantelde het gehele havenbedrijf. 
     De zware tenten werden ontmanteld, matjes en slaapzakken opgerold en alle kleren in rugzakken gepropt.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be