toemeten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toemeten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toemeten | toe te meten | ||||||||
toekomend | zullen toemeten toe zullen meten |
te zullen toemeten toe te zullen meten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegemeten | te hebben toegemeten | ||||||||
toekomend | toegemeten zullen hebben | toegemeten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toemetend | toegemeten | ev. meet toe |
mv. verouderd meet toe |
mete toe (bijzin) toemete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | meet toe | meet toe | meet toe | meet toe | meet toe | meten toe | meten toe | meten toe | |||
verleden (o.v.t.) | mat toe | mat toe | mat toe | mat toe | mat toe | maten toe | maten toe | maten toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toemeten | zult/zal toemeten | zult/zal toemeten | zult toemeten | zal toemeten | zullen toemeten | zullen toemeten | zullen toemeten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toemeten | zou toemeten | zou(dt) toemeten | zoudt toemeten | zou toemeten | zouden toemeten | zouden toemeten | zouden toemeten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toemeet | toemeet | toemeet | toemeet | toemeet | toemeten | toemeten | toemeten | |||
verleden (o.v.t.) | toemat | toemat | toemat | toemat | toemat | toematen | toematen | toematen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toemeten toe zal meten |
zult/zal toemeten toe zult/zal meten |
zult/zal toemeten toe zult/zal meten |
zult toemeten toe zult meten |
zal toemeten toe zal meten |
zullen toemeten toe zullen meten |
zullen toemeten toe zullen meten |
zullen toemeten toe zullen meten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toemeten toe zou meten |
zou toemeten toe zou meten |
zou(dt) toemeten toe zou(dt) meten |
zoudt toemeten toe zoudt meten |
zou toemeten toe zou meten |
zouden toemeten toe zouden meten |
zouden toemeten toe zouden meten |
zouden toemeten toe zouden meten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegemeten | hebt toegemeten | hebt/heeft toegemeten | hebt toegemeten | heeft toegemeten | hebben toegemeten | hebben toegemeten | hebben toegemeten | |||
verleden (v.v.t.) | had toegemeten | had toegemeten | had toegemeten | hadt toegemeten | had toegemeten | hadden toegemeten | hadden toegemeten | hadden toegemeten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegemeten hebben | zal/zult toegemeten hebben | zult/zal toegemeten hebben | zult toegemeten hebben | zal toegemeten hebben | zullen toegemeten hebben | zullen toegemeten hebben | zullen toegemeten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegemeten hebben | zou toegemeten hebben | zou/zoudt toegemeten hebben | zoudt toegemeten hebben | zou toegemeten hebben | zouden toegemeten hebben | zouden toegemeten hebben | zouden toegemeten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegemeten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegemeten | er is toegemeten | |||||||||
verleden | er werd toegemeten | er was toegemeten | |||||||||
toekomend | er zal toegemeten worden | er zal toegemeten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegemeten worden | er zou toegemeten zijn | |||||||||
lijdende vorm toegemeten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegemeten worden | toegemeten te worden | ||||||||
toekomend | toegemeten zullen worden | toegemeten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegemeten zijn | toegemeten te zijn | ||||||||
toekomend | toegemeten zullen zijn | toegemeten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegemeten | wordt toegemeten | wordt toegemeten | wordt toegemeten | wordt toegemeten | worden toegemeten | worden toegemeten | worden toegemeten | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegemeten | werd toegemeten | werd toegemeten | werdt toegemeten | werd toegemeten | werden toegemeten | werden toegemeten | werden toegemeten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegemeten worden | zult toegemeten worden | zult toegemeten worden | zult toegemeten worden | zal toegemeten worden | zullen toegemeten worden | zullen toegemeten worden | zullen toegemeten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegemeten worden | zou toegemeten worden | zou/zoudt toegemeten worden | zoudt toegemeten worden | zou toegemeten worden | zouden toegemeten worden | zouden toegemeten worden | zouden toegemeten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegemeten | bent toegemeten | bent/is toegemeten | zijt toegemeten | is toegemeten | zijn toegemeten | zijn toegemeten | zijn toegemeten | |||
verleden (v.v.t.) | was toegemeten | was toegemeten | was toegemeten | waart toegemeten | was toegemeten | waren toegemeten | waren toegemeten | waren toegemeten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegemeten zijn | zult toegemeten zijn | zult toegemeten zijn | zult toegemeten zijn | zal toegemeten zijn | zullen toegemeten zijn | zullen toegemeten zijn | zullen toegemeten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegemeten zijn | zou toegemeten zijn | zou/zoudt toegemeten zijn | zoudt toegemeten zijn | zou toegemeten zijn | zouden toegemeten zijn | zouden toegemeten zijn | zouden toegemeten zijn |