terugvragen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terugvragen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugvragen | terug te vragen | ||||||||
toekomend | zullen terugvragen terug zullen vragen |
te zullen terugvragen terug te zullen vragen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teruggevraagd | te hebben teruggevraagd | ||||||||
toekomend | teruggevraagd zullen hebben | teruggevraagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terugvragend | teruggevraagd | ev. vraag terug |
mv. verouderd vraagt terug |
vrage terug (bijzin) terugvrage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vraag terug | vraagt terug | vraagt terug | vraagt terug | vraagt terug | vragen terug | vragen terug | vragen terug | |||
verleden (o.v.t.) | vraagde terugª vroeg terug |
vraagde terugª vroeg terug |
vraagde terugª vroeg terug |
vraagde terugª vroeg terug |
vraagde terugª vroeg terug |
vraagden terugª vroegen terug |
vraagden terugª vroegen terug |
vraagden terugª vroegen terug | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugvragen | zult/zal terugvragen | zult/zal terugvragen | zult terugvragen | zal terugvragen | zullen terugvragen | zullen terugvragen | zullen terugvragen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugvragen | zou terugvragen | zou(dt) terugvragen | zoudt terugvragen | zou terugvragen | zouden terugvragen | zouden terugvragen | zouden terugvragen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | terugvraag | terugvraagt | terugvraagt | terugvraagt | terugvraagt | terugvragen | terugvragen | terugvragen | |||
verleden (o.v.t.) | terugvraagdeª terugvroeg |
terugvraagdeª terugvroeg |
terugvraagdeª terugvroeg |
terugvraagdeª terugvroeg |
terugvraagdeª terugvroeg |
terugvraagdenª terugvroegen |
terugvraagdenª terugvroegen |
terugvraagdenª terugvroegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugvragen terug zal vragen |
zult/zal terugvragen terug zult/zal vragen |
zult/zal terugvragen terug zult/zal vragen |
zult terugvragen terug zult vragen |
zal terugvragen terug zal vragen |
zullen terugvragen terug zullen vragen |
zullen terugvragen terug zullen vragen |
zullen terugvragen terug zullen vragen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugvragen terug zou vragen |
zou terugvragen terug zou vragen |
zou(dt) terugvragen terug zou(dt) vragen |
zoudt terugvragen terug zoudt vragen |
zou terugvragen terug zou vragen |
zouden terugvragen terug zouden vragen |
zouden terugvragen terug zouden vragen |
zouden terugvragen terug zouden vragen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teruggevraagd | hebt teruggevraagd | hebt/heeft teruggevraagd | hebt teruggevraagd | heeft teruggevraagd | hebben teruggevraagd | hebben teruggevraagd | hebben teruggevraagd | |||
verleden (v.v.t.) | had teruggevraagd | had teruggevraagd | had teruggevraagd | hadt teruggevraagd | had teruggevraagd | hadden teruggevraagd | hadden teruggevraagd | hadden teruggevraagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggevraagd hebben | zal/zult teruggevraagd hebben | zult/zal teruggevraagd hebben | zult teruggevraagd hebben | zal teruggevraagd hebben | zullen teruggevraagd hebben | zullen teruggevraagd hebben | zullen teruggevraagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggevraagd hebben | zou teruggevraagd hebben | zou/zoudt teruggevraagd hebben | zoudt teruggevraagd hebben | zou teruggevraagd hebben | zouden teruggevraagd hebben | zouden teruggevraagd hebben | zouden teruggevraagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm teruggevraagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt teruggevraagd | er is teruggevraagd | |||||||||
verleden | er werd teruggevraagd | er was teruggevraagd | |||||||||
toekomend | er zal teruggevraagd worden | er zal teruggevraagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou teruggevraagd worden | er zou teruggevraagd zijn | |||||||||
lijdende vorm teruggevraagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | teruggevraagd worden | teruggevraagd te worden | ||||||||
toekomend | teruggevraagd zullen worden | teruggevraagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | teruggevraagd zijn | teruggevraagd te zijn | ||||||||
toekomend | teruggevraagd zullen zijn | teruggevraagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word teruggevraagd | wordt teruggevraagd | wordt teruggevraagd | wordt teruggevraagd | wordt teruggevraagd | worden teruggevraagd | worden teruggevraagd | worden teruggevraagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd teruggevraagd | werd teruggevraagd | werd teruggevraagd | werdt teruggevraagd | werd teruggevraagd | werden teruggevraagd | werden teruggevraagd | werden teruggevraagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teruggevraagd worden | zult teruggevraagd worden | zult teruggevraagd worden | zult teruggevraagd worden | zal teruggevraagd worden | zullen teruggevraagd worden | zullen teruggevraagd worden | zullen teruggevraagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teruggevraagd worden | zou teruggevraagd worden | zou/zoudt teruggevraagd worden | zoudt teruggevraagd worden | zou teruggevraagd worden | zouden teruggevraagd worden | zouden teruggevraagd worden | zouden teruggevraagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teruggevraagd | bent teruggevraagd | bent/is teruggevraagd | zijt teruggevraagd | is teruggevraagd | zijn teruggevraagd | zijn teruggevraagd | zijn teruggevraagd | |||
verleden (v.v.t.) | was teruggevraagd | was teruggevraagd | was teruggevraagd | waart teruggevraagd | was teruggevraagd | waren teruggevraagd | waren teruggevraagd | waren teruggevraagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggevraagd zijn | zult teruggevraagd zijn | zult teruggevraagd zijn | zult teruggevraagd zijn | zal teruggevraagd zijn | zullen teruggevraagd zijn | zullen teruggevraagd zijn | zullen teruggevraagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggevraagd zijn | zou teruggevraagd zijn | zou/zoudt teruggevraagd zijn | zoudt teruggevraagd zijn | zou teruggevraagd zijn | zouden teruggevraagd zijn | zouden teruggevraagd zijn | zouden teruggevraagd zijn |
- (werkwoordsvormen gevolgd door ª zijn minder gebruikelijk)