tenietdoen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van tenietdoen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tenietdoen | teniet te doen | ||||||||
toekomend | zullen tenietdoen teniet zullen doen |
te zullen tenietdoen teniet te zullen doen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben tenietgedaan | te hebben tenietgedaan | ||||||||
toekomend | tenietgedaan zullen hebben | tenietgedaan te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tenietdoend | tenietgedaan | ev. doe teniet |
mv. verouderd doet teniet |
doe teniet (bijzin) tenietdoe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doe teniet | doet teniet | doet teniet | doet teniet | doet teniet | doen teniet | doen teniet | doen teniet | |||
verleden (o.v.t.) | deed teniet | deed teniet | deed teniet | deedt teniet | deed teniet | deden teniet | deden teniet | deden teniet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tenietdoen | zult/zal tenietdoen | zult/zal tenietdoen | zult tenietdoen | zal tenietdoen | zullen tenietdoen | zullen tenietdoen | zullen tenietdoen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tenietdoen | zou tenietdoen | zou(dt) tenietdoen | zoudt tenietdoen | zou tenietdoen | zouden tenietdoen | zouden tenietdoen | zouden tenietdoen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | tenietdoe | tenietdoet | tenietdoet | tenietdoet | tenietdoet | tenietdoen | tenietdoen | tenietdoen | |||
verleden (o.v.t.) | tenietdeed | tenietdeed | tenietdeed | tenietdeedt | tenietdeed | tenietdeden | tenietdeden | tenietdeden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tenietdoen teniet zal doen |
zult/zal tenietdoen teniet zult/zal doen |
zult/zal tenietdoen teniet zult/zal doen |
zult tenietdoen teniet zult doen |
zal tenietdoen teniet zal doen |
zullen tenietdoen teniet zullen doen |
zullen tenietdoen teniet zullen doen |
zullen tenietdoen teniet zullen doen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tenietdoen teniet zou doen |
zou tenietdoen teniet zou doen |
zou(dt) tenietdoen teniet zou(dt) doen |
zoudt tenietdoen teniet zoudt doen |
zou tenietdoen teniet zou doen |
zouden tenietdoen teniet zouden doen |
zouden tenietdoen teniet zouden doen |
zouden tenietdoen teniet zouden doen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb tenietgedaan | hebt tenietgedaan | hebt/heeft tenietgedaan | hebt tenietgedaan | heeft tenietgedaan | hebben tenietgedaan | hebben tenietgedaan | hebben tenietgedaan | |||
verleden (v.v.t.) | had tenietgedaan | had tenietgedaan | had tenietgedaan | hadt tenietgedaan | had tenietgedaan | hadden tenietgedaan | hadden tenietgedaan | hadden tenietgedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal tenietgedaan hebben | zal/zult tenietgedaan hebben | zult/zal tenietgedaan hebben | zult tenietgedaan hebben | zal tenietgedaan hebben | zullen tenietgedaan hebben | zullen tenietgedaan hebben | zullen tenietgedaan hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou tenietgedaan hebben | zou tenietgedaan hebben | zou/zoudt tenietgedaan hebben | zoudt tenietgedaan hebben | zou tenietgedaan hebben | zouden tenietgedaan hebben | zouden tenietgedaan hebben | zouden tenietgedaan hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm tenietgedaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt tenietgedaan | er is tenietgedaan | |||||||||
verleden | er werd tenietgedaan | er was tenietgedaan | |||||||||
toekomend | er zal tenietgedaan worden | er zal tenietgedaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou tenietgedaan worden | er zou tenietgedaan zijn | |||||||||
lijdende vorm tenietgedaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tenietgedaan worden | tenietgedaan te worden | ||||||||
toekomend | tenietgedaan zullen worden | tenietgedaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | tenietgedaan zijn | tenietgedaan te zijn | ||||||||
toekomend | tenietgedaan zullen zijn | tenietgedaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word tenietgedaan | wordt tenietgedaan | wordt tenietgedaan | wordt tenietgedaan | wordt tenietgedaan | worden tenietgedaan | worden tenietgedaan | worden tenietgedaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd tenietgedaan | werd tenietgedaan | werd tenietgedaan | werdt tenietgedaan | werd tenietgedaan | werden tenietgedaan | werden tenietgedaan | werden tenietgedaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tenietgedaan worden | zult tenietgedaan worden | zult tenietgedaan worden | zult tenietgedaan worden | zal tenietgedaan worden | zullen tenietgedaan worden | zullen tenietgedaan worden | zullen tenietgedaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tenietgedaan worden | zou tenietgedaan worden | zou/zoudt tenietgedaan worden | zoudt tenietgedaan worden | zou tenietgedaan worden | zouden tenietgedaan worden | zouden tenietgedaan worden | zouden tenietgedaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben tenietgedaan | bent tenietgedaan | bent/is tenietgedaan | zijt tenietgedaan | is tenietgedaan | zijn tenietgedaan | zijn tenietgedaan | zijn tenietgedaan | |||
verleden (v.v.t.) | was tenietgedaan | was tenietgedaan | was tenietgedaan | waart tenietgedaan | was tenietgedaan | waren tenietgedaan | waren tenietgedaan | waren tenietgedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal tenietgedaan zijn | zult tenietgedaan zijn | zult tenietgedaan zijn | zult tenietgedaan zijn | zal tenietgedaan zijn | zullen tenietgedaan zijn | zullen tenietgedaan zijn | zullen tenietgedaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou tenietgedaan zijn | zou tenietgedaan zijn | zou/zoudt tenietgedaan zijn | zoudt tenietgedaan zijn | zou tenietgedaan zijn | zouden tenietgedaan zijn | zouden tenietgedaan zijn | zouden tenietgedaan zijn |