tenietdeden
- Geluid: tenietdeden (hulp, bestand)
- te·niet·de·den
vervoeging van |
---|
tenietdoen |
tenietdeden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van tenietdoen
- ...dat wij tenietdeden.
- ...dat jullie tenietdeden.
- ...dat zij tenietdeden.
- ...dat wij tenietdeden.