tegemoetkomen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van tegemoetkomen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tegemoetkomen | tegemoet te komen | ||||||||
toekomend | zullen tegemoetkomen tegemoet zullen komen |
te zullen tegemoetkomen tegemoet te zullen komen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben tegemoetgekomen | te hebben tegemoetgekomen | ||||||||
toekomend | tegemoetgekomen zullen hebben | tegemoetgekomen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tegemoetkomend | tegemoetgekomen | ev. kom tegemoet |
mv. verouderd komt tegemoet |
kome tegemoet (bijzin) tegemoetkome | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kom tegemoet | komt tegemoet | komt tegemoet | komt tegemoet | komt tegemoet | komen tegemoet | komen tegemoet | komen tegemoet | |||
verleden (o.v.t.) | kwam tegemoet | kwam tegemoet | kwam tegemoet | kwaamt tegemoet | kwam tegemoet | kwamen tegemoet | kwamen tegemoet | kwamen tegemoet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegemoetkomen | zult/zal tegemoetkomen | zult/zal tegemoetkomen | zult tegemoetkomen | zal tegemoetkomen | zullen tegemoetkomen | zullen tegemoetkomen | zullen tegemoetkomen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegemoetkomen | zou tegemoetkomen | zou(dt) tegemoetkomen | zoudt tegemoetkomen | zou tegemoetkomen | zouden tegemoetkomen | zouden tegemoetkomen | zouden tegemoetkomen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | tegemoetkom | tegemoetkomt | tegemoetkomt | tegemoetkomt | tegemoetkomt | tegemoetkomen | tegemoetkomen | tegemoetkomen | |||
verleden (o.v.t.) | tegemoetkwam | tegemoetkwam | tegemoetkwam | tegemoetkwaamt | tegemoetkwam | tegemoetkwamen | tegemoetkwamen | tegemoetkwamen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegemoetkomen tegemoet zal komen |
zult/zal tegemoetkomen tegemoet zult/zal komen |
zult/zal tegemoetkomen tegemoet zult/zal komen |
zult tegemoetkomen tegemoet zult komen |
zal tegemoetkomen tegemoet zal komen |
zullen tegemoetkomen tegemoet zullen komen |
zullen tegemoetkomen tegemoet zullen komen |
zullen tegemoetkomen tegemoet zullen komen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegemoetkomen tegemoet zou komen |
zou tegemoetkomen tegemoet zou komen |
zou(dt) tegemoetkomen tegemoet zou(dt) komen |
zoudt tegemoetkomen tegemoet zoudt komen |
zou tegemoetkomen tegemoet zou komen |
zouden tegemoetkomen tegemoet zouden komen |
zouden tegemoetkomen tegemoet zouden komen |
zouden tegemoetkomen tegemoet zouden komen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb tegemoetgekomen | hebt tegemoetgekomen | hebt/heeft tegemoetgekomen | hebt tegemoetgekomen | heeft tegemoetgekomen | hebben tegemoetgekomen | hebben tegemoetgekomen | hebben tegemoetgekomen | |||
verleden (v.v.t.) | had tegemoetgekomen | had tegemoetgekomen | had tegemoetgekomen | hadt tegemoetgekomen | had tegemoetgekomen | hadden tegemoetgekomen | hadden tegemoetgekomen | hadden tegemoetgekomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal tegemoetgekomen hebben | zal/zult tegemoetgekomen hebben | zult/zal tegemoetgekomen hebben | zult tegemoetgekomen hebben | zal tegemoetgekomen hebben | zullen tegemoetgekomen hebben | zullen tegemoetgekomen hebben | zullen tegemoetgekomen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou tegemoetgekomen hebben | zou tegemoetgekomen hebben | zou/zoudt tegemoetgekomen hebben | zoudt tegemoetgekomen hebben | zou tegemoetgekomen hebben | zouden tegemoetgekomen hebben | zouden tegemoetgekomen hebben | zouden tegemoetgekomen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm tegemoetgekomen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt tegemoetgekomen | er is tegemoetgekomen | |||||||||
verleden | er werd tegemoetgekomen | er was tegemoetgekomen | |||||||||
toekomend | er zal tegemoetgekomen worden | er zal tegemoetgekomen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou tegemoetgekomen worden | er zou tegemoetgekomen zijn | |||||||||
lijdende vorm tegemoetgekomen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tegemoetgekomen worden | tegemoetgekomen te worden | ||||||||
toekomend | tegemoetgekomen zullen worden | tegemoetgekomen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | tegemoetgekomen zijn | tegemoetgekomen te zijn | ||||||||
toekomend | tegemoetgekomen zullen zijn | tegemoetgekomen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word tegemoetgekomen | wordt tegemoetgekomen | wordt tegemoetgekomen | wordt tegemoetgekomen | wordt tegemoetgekomen | worden tegemoetgekomen | worden tegemoetgekomen | worden tegemoetgekomen | |||
verleden (o.v.t.) | werd tegemoetgekomen | werd tegemoetgekomen | werd tegemoetgekomen | werdt tegemoetgekomen | werd tegemoetgekomen | werden tegemoetgekomen | werden tegemoetgekomen | werden tegemoetgekomen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegemoetgekomen worden | zult tegemoetgekomen worden | zult tegemoetgekomen worden | zult tegemoetgekomen worden | zal tegemoetgekomen worden | zullen tegemoetgekomen worden | zullen tegemoetgekomen worden | zullen tegemoetgekomen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegemoetgekomen worden | zou tegemoetgekomen worden | zou/zoudt tegemoetgekomen worden | zoudt tegemoetgekomen worden | zou tegemoetgekomen worden | zouden tegemoetgekomen worden | zouden tegemoetgekomen worden | zouden tegemoetgekomen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben tegemoetgekomen | bent tegemoetgekomen | bent/is tegemoetgekomen | zijt tegemoetgekomen | is tegemoetgekomen | zijn tegemoetgekomen | zijn tegemoetgekomen | zijn tegemoetgekomen | |||
verleden (v.v.t.) | was tegemoetgekomen | was tegemoetgekomen | was tegemoetgekomen | waart tegemoetgekomen | was tegemoetgekomen | waren tegemoetgekomen | waren tegemoetgekomen | waren tegemoetgekomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal tegemoetgekomen zijn | zult tegemoetgekomen zijn | zult tegemoetgekomen zijn | zult tegemoetgekomen zijn | zal tegemoetgekomen zijn | zullen tegemoetgekomen zijn | zullen tegemoetgekomen zijn | zullen tegemoetgekomen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou tegemoetgekomen zijn | zou tegemoetgekomen zijn | zou/zoudt tegemoetgekomen zijn | zoudt tegemoetgekomen zijn | zou tegemoetgekomen zijn | zouden tegemoetgekomen zijn | zouden tegemoetgekomen zijn | zouden tegemoetgekomen zijn |