Een stork.
  • stork
enkelvoud meervoud
naamwoord stork storken
verkleinwoord storkje storkjes

destorkm

  1. (ooievaarachtigen) bepaald soort grote witte vogel met zwarte vleugelranden en rode poten en dito snavel, Ciconia ciconia op Wikispecies
    • Aan het einde van de zomer vliegen de storken naar Afrika om er te overwinteren. 
  • Stork is een gewestelijke naam voor het standaardtalige ooievaar.
  • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord storkr
    • stork
    • Via het Middelengelse stork en het Oudengelse storc ontwikkeld uit het Oergermaanse *sturkaz, van de Proto-Indo-Europese wortel *str̥gos, waarschijnlijk een uitgebreide vorm van de wortel *ster- (stijf). De vogel zou dan genoemd zijn naar zijn stijve bewegingen. Nabije cognaten zijn het Duitse Storch en het IJslandse storkur
    enkelvoud meervoud
    stork storks

    stork

    1. (ooievaarachtigen) stork, ooievaar, Ciconia ciconia op Wikispecies
    • stalk (enkel een homoniem in niet-rotische accenten)
    • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord storkr
    Naar frequentie 25344
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   stork     storken     storker     storkene  
    genitief   storks     storkens     storkers     storkenes  
    • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord storkr
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   stork     storken     storkar     storkane  
    storks enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     stork     storken     storkar     storkarna  
      genitief     storks     storkens     storkars     storkarnas