1. Een klepperman aan het werk.
  • klep·per·man
enkelvoud meervoud
naamwoord klepperman klepperlieden
klepperlui
kleppermannen
verkleinwoord kleppermannetje kleppermannetjes

de kleppermanm

  1. (beroep) (geschiedenis) nachtwaker, die gebruik maakte van een klepper om de aandacht te trekken wanneer hij informatie verspreidde
     Van Leents prentenboek met achtentwintig pagina's vol originele afbeeldingen, waarvan veertien in kleur en evenzoveel in één tint, laten de ontwikkeling zien die op velerlei gebied heeft plaats gevonden. (…) Verjoeg de klepperman voorheen de dieven door zijn lawaai, nu bestrijdt politie te paard en te voet de criminelen.[2]
      Het publiek was zoo in z'n schik, toen de laatste toon gezongen was, dat er als 't ware een orkaan van applaus en handgeklap losbrak; waaraan de kellners op z'n best medededen, alsof ze allen van beroep kleppermannen waren.[3]
     De klepperlui liepen nog meer ineengedoken dan anders, en nijdiger dan ooit bromden zij hoe laat het was.[4]
      Eens ben ik op zulken dag in uwe Stad geweest, en meen gemerkt te hebben, dat Lantaarn-aansteekers, Klepperlieden, en dat zoort van volkje, dat onder den zeldzaamen naam van schup en bezem bekend staat, byzonder ook knegts en meiden ongemeen veel met deezen dag op hebben. Men heeft my verzekerd, dat men nooit vriendelyker gegroet, nooit vaardiger gediend wordt, dan in de laatste helft van December, en al dit slag van menschen veel gereeder is om op primo January te roepen: gelukzalig Nieuwjaar, Myn Heer en Mevrouw! dan op anderen tyden te zeggen: goeden morgen![5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    P.J. Buijnsters & Leontine Buijnsters-Smets
    “Lust en Leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw.” (2001), Waanders, Zwolle, ISBN 9040095299, p. 289
  3.   Weblink bron
    M.J.H. Kessels
    “Naar 't concours. Een historisch verhaal in luimig gewaad.” (1880), M.J.H. Kessels, Tilburg, p. 65
  4.   Weblink bron “De familie Schaffels.” (1870), D.A. Thieme, Arnhem, p. 75
  5.   Weblink bron
    Witsje Remkes geciteerd door Cornelius van Engelen
    [Over de Nieuwjaars - Complimenten en Brieven.] (22 december 1771) in: De Denker., jrg. 9 nr. 470 (30 december 1771), De erven van F. Houttuyn, Amsterdam, p. 412