• klep·per·man·ne·tje
  • klepperman met het achtervoegsel -etje
    • [3] vanwege het ratelende geluid dat deze vogels kunnen maken
[2], [3] enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord kleppermannetje kleppermannetjes

het kleppermannetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord klepperman
  2. dim. tant. (paardrijden) klein metalen amulet als versiering van paardentuig
     In Nederland zijn deze 'horse brasses' nooit zo populair geweest ais in Engeland; ze heten bij ons kleppermannetjes.[1]
  3. dim. tant. (zangvogels) bepaald soort vogel, Sylvia curruca  
     Braamsluipers vallen vooral op door hun kenmerkende rateltje: tètètètètètètè (meestal zeven maal), waardoor ze ook wel ‘kleppermannetjes’ worden genoemd.[2]
  1.   Weblink bron
    M.C. Galestin
    Romeinse 'lunulae' of kleppermannetjes? in: Paleo-aktueel, Archeologie in 2001, nr. 13 (2002), Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen, ISBN 9036717329, p. 92 kol. 1
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Bauke Sienema
    “Vogels in en rondom Jirnsum, deel 9” (20 mei 2006) op jirnsum.com