braamsluiper

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  braamsluiper    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈbramslœʏpər/

Woordafbreking

• braam·slui·per

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstellende afleiding van braam en de stam van sluipen met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	braamsluiper	braamsluipers
verkleinwoord	braamsluipertje	braamsluipertjes

Zelfstandig naamwoord

de braamsluiper m

1. (zangvogels) bepaald soort zangvogel, Sylvia curruca , uit de familie van zangers Syviidae

Hyperoniemen

• grasmussen, zangvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

Hyponiemen (in taxonomische zin)

• Humes braamsluiper, woestijnbraamsluiper

Vertalingen

    1. bepaald soort zangvogel, Sylvia curruca   

Deens: gærdesanger (da) Duits: Klappergrasmücke (de) v Engels: Lesser Whitethroat (en)

Fins: hernekerttu (fi) Pools: piegża  (pl) Zweeds: ärtsångare (sv)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord braamsluiper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.