1. Anglicaanse priester met een paarse stool.
  • stool
enkelvoud meervoud
naamwoord stool stolen
verkleinwoord stooltje stooltjes

de stoolm

  1. (kleding) (religie) schouderband van priester om de hals gedragen bij het verrichten van bepaalde geestelijke handelingen
    • De albe is het witte linnen kleed van de priester waarover de stool en de kazuifel worden gedragen. [5]
30 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
stool stools

stool

  1. kruk
  2. stoelgang


enkelvoud meervoud
naamwoord stool steule
verkleinwoord

stool

  1. stoel; een zitmeubel voor één persoon met een rugleuning


enkelvoud meervoud
naamwoord stool steule
verkleinwoord

stool

  1. stoel; een zitmeubel voor één persoon met een rugleuning


enkelvoud meervoud
naamwoord stool steule
verkleinwoord

stool

  1. stoel; een zitmeubel voor één persoon met een rugleuning