• sto·len

de stolenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stool


  • sto·len
Naar frequentie 4496

stolen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van stol


  • sto·len
Naar frequentie 2558

stolen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van stol


  • sto·len

stolen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van stol


  • stol·en
Naar frequentie 3112

stolen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van stol