stikken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van stikken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stikken | te stikken | ||||||||
toekomend | zullen stikken | te zullen stikken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] gestikt | te hebben[1]/zijn[2] gestikt | ||||||||
toekomend | gestikt zullen hebben[1]/zijn[2] | gestikt te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
stikkend | gestikt | ev. stik |
mv. verouderd stikt |
stikke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | stik | stikt | stikt | stikt | stikt | stikken | stikken | stikken | |||
verleden (o.v.t.) | stikte | stikte | stikte | stikte | stikte | stikten | stikten | stikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal stikken | zult/zal stikken | zult/zal stikken | zult stikken | zal stikken | zullen stikken | zullen stikken | zullen stikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stikken | zou stikken | zou(dt) stikken | zoudt stikken | zou stikken | zouden stikken | zouden stikken | zouden stikken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm gestikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gestikt | er is gestikt | |||||||||
verleden | er werd gestikt | er was gestikt | |||||||||
toekomend | er zal gestikt worden | er zal gestikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gestikt worden | er zou gestikt zijn | |||||||||
lijdende vorm gestikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gestikt worden | gestikt te worden | ||||||||
toekomend | gestikt zullen worden | gestikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gestikt zijn | gestikt te zijn | ||||||||
toekomend | gestikt zullen zijn | gestikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gestikt | wordt gestikt | wordt gestikt | wordt gestikt | wordt gestikt | worden gestikt | worden gestikt | worden gestikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gestikt | werd gestikt | werd gestikt | werdt gestikt | werd gestikt | werden gestikt | werden gestikt | werden gestikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gestikt worden | zult gestikt worden | zult gestikt worden | zult gestikt worden | zal gestikt worden | zullen gestikt worden | zullen gestikt worden | zullen gestikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gestikt worden | zou gestikt worden | zou/zoudt gestikt worden | zoudt gestikt worden | zou gestikt worden | zouden gestikt worden | zouden gestikt worden | zouden gestikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gestikt | bent gestikt | bent/is gestikt | zijt gestikt | is gestikt | zijn gestikt | zijn gestikt | zijn gestikt | |||
verleden (v.v.t.) | was gestikt | was gestikt | was gestikt | waart gestikt | was gestikt | waren gestikt | waren gestikt | waren gestikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestikt zijn | zult gestikt zijn | zult gestikt zijn | zult gestikt zijn | zal gestikt zijn | zullen gestikt zijn | zullen gestikt zijn | zullen gestikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestikt zijn | zou gestikt zijn | zou/zoudt gestikt zijn | zoudt gestikt zijn | zou gestikt zijn | zouden gestikt zijn | zouden gestikt zijn | zouden gestikt zijn |