stik
- stik
stik
- als om te stikken
- Hij was stik verkouden en voelde zich beroerd.
vervoeging van |
---|
stikken |
stik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stikken
- Ik stik.
- gebiedende wijs van stikken
- Stik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stikken
- Stik je?
- Het woord stik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stik" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stik