spuiten
- spui·ten
- In de betekenis van ‘met kracht naar buiten persen’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- van Middelnederlands spoiten [2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spuiten |
spoot |
gespoten |
klasse 2 | volledig |
spuiten
- overgankelijk onder druk een vloeistof snel door een nauwe opening doen uitstromen
- Hij spoot rode verf op de muur.
- ergatief het proces van snelle uitstroming van een vloeistof onder druk
- Het water spoot uit het gat in het vat.
- ▸ Een van de andere jongens kreeg die avond zijn trailnaam. Ik had hem gevraagd de wijn vast open te trekken. Hij draaide de kurkentrekker de fles in en de wijn spoot over hem heen. De fles bleek namelijk geen kurk, maar een draaidop te hebben.[4]
- inergatief (informeel) heroïne gebruiken
- Hij begon met coke, maar nadat het uitraakte met zijn vriendin ging hij spuiten.
- (seksualiteit) ejaculeren
1. overgankelijk: snel doen stromen
2. ergatief: snel stromen
de spuiten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spuit
- Het woord spuiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spuiten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "spuiten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ spuiten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be