Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spuit·sneeuw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spuitsneeuw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spuitsneeuwv / m

  1. nepsneeuw uit een spuitbus
     Met een bus spuitsneeuw is een warm welkom voor vrienden en familie zo gefikst[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Home&Garden” (2022)