Nederlands

 
spuitfles met pompje
Uitspraak
Woordafbreking
  • spuit·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spuitfles spuitflessen
verkleinwoord spuitflesje spuitflesjes

Zelfstandig naamwoord

de spuitflesv / m

  1. fles waaruit de inhoud onder invloed van luchtdruk als een fijne nevel kan wegspuiten
    • Bedek de fijngehakte knoflook met minerale olie. Laat het 24 uur staan. Vermeng 1 theelepel olie met 2 kopjes water en 1 theelepel versgeperst citroensap. In het geval van pitjes en overtollig vruchtvlees; haal het mengsel door een theedoek. Giet in een spuitfles. Schudden voor gebruik[2] 
    • Drenk een washandje in witte of appel cider azijn en leg het op de verbrande plekken. Laten liggen totdat het washandje is opgedroogd. Je kunt de azijn ook in een spuitfles doen en het zachtjes op de verbrande huid spuiten.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 26 jul. 2016
  3. de Telegraaf 04 jan. 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be