uitspuiten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitspuiten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·spui·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en spuiten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitspuiten |
spoot uit |
uitgespoten |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
uitspuiten
- overgankelijk door met kracht te spuiten iets schoonmaken of deblokkeren
- De dokten had net zijn oren uitgespoten.
- overgankelijk een vloeistof wijd verspreid lozen
- Na elk spoelstadium wordt het spoelwater uitgespoten over een oppervlakte bij het bedrijf met vegetatie met een lage milieuwaarde, waar weinig schade kan worden aangericht.[1]
- ergatief spuitend naar buiten treden
- Het bloed kwam uit de wond uitgespoten.
Gangbaarheid
- Het woord uitspuiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.