spuien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van spuien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | spuien | te spuien | ||||||||
toekomend | zullen spuien | te zullen spuien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gespuid | te hebben gespuid | ||||||||
toekomend | gespuid zullen hebben | gespuid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
spuiend | gespuid | ev. spui |
mv. verouderd spuit |
spuie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | spui | spuit | spuit | spuit | spuit | spuien | spuien | spuien | |||
verleden (o.v.t.) | spuide | spuide | spuide | spuide | spuide | spuiden | spuiden | spuiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal spuien | zult/zal spuien | zult/zal spuien | zult spuien | zal spuien | zullen spuien | zullen spuien | zullen spuien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou spuien | zou spuien | zou(dt) spuien | zoudt spuien | zou spuien | zouden spuien | zouden spuien | zouden spuien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gespuid | hebt gespuid | hebt/heeft gespuid | hebt gespuid | heeft gespuid | hebben gespuid | hebben gespuid | hebben gespuid | |||
verleden (v.v.t.) | had gespuid | had gespuid | had gespuid | hadt gespuid | had gespuid | hadden gespuid | hadden gespuid | hadden gespuid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gespuid hebben | zal/zult gespuid hebben | zult/zal gespuid hebben | zult gespuid hebben | zal gespuid hebben | zullen gespuid hebben | zullen gespuid hebben | zullen gespuid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gespuid hebben | zou gespuid hebben | zou/zoudt gespuid hebben | zoudt gespuid hebben | zou gespuid hebben | zouden gespuid hebben | zouden gespuid hebben | zouden gespuid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gespuid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gespuid | er is gespuid | |||||||||
verleden | er werd gespuid | er was gespuid | |||||||||
toekomend | er zal gespuid worden | er zal gespuid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gespuid worden | er zou gespuid zijn | |||||||||
lijdende vorm gespuid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gespuid worden | gespuid te worden | ||||||||
toekomend | gespuid zullen worden | gespuid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gespuid zijn | gespuid te zijn | ||||||||
toekomend | gespuid zullen zijn | gespuid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gespuid | wordt gespuid | wordt gespuid | wordt gespuid | wordt gespuid | worden gespuid | worden gespuid | worden gespuid | |||
verleden (o.v.t.) | werd gespuid | werd gespuid | werd gespuid | werdt gespuid | werd gespuid | werden gespuid | werden gespuid | werden gespuid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gespuid worden | zult gespuid worden | zult gespuid worden | zult gespuid worden | zal gespuid worden | zullen gespuid worden | zullen gespuid worden | zullen gespuid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gespuid worden | zou gespuid worden | zou/zoudt gespuid worden | zoudt gespuid worden | zou gespuid worden | zouden gespuid worden | zouden gespuid worden | zouden gespuid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gespuid | bent gespuid | bent/is gespuid | zijt gespuid | is gespuid | zijn gespuid | zijn gespuid | zijn gespuid | |||
verleden (v.v.t.) | was gespuid | was gespuid | was gespuid | waart gespuid | was gespuid | waren gespuid | waren gespuid | waren gespuid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gespuid zijn | zult gespuid zijn | zult gespuid zijn | zult gespuid zijn | zal gespuid zijn | zullen gespuid zijn | zullen gespuid zijn | zullen gespuid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gespuid zijn | zou gespuid zijn | zou/zoudt gespuid zijn | zoudt gespuid zijn | zou gespuid zijn | zouden gespuid zijn | zouden gespuid zijn | zouden gespuid zijn |