spugen
- spu·gen
- In de betekenis van ‘door de mond uitwerpen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1657 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spugen /'spy.ɣə(n)/ |
spoog spuugde /'spox/ /'spyɣ.də/ |
gespogen gespuugd /ɣə.'spo.ɣə(n)/ /ɣə.'spyxt/ |
klasse 2
zwak -d |
volledig |
spugen
- inergatief speeksel uit de mond doen uitschieten
- Hij kreeg van z'n moeder straf omdat hij op de grond spuugde.
- inergatief (eufemisme) maaginhoud via de mond weer naar buiten werken
- De jongen spuugde over de rand van het schip.
1. speeksel uit de mond doen uitschieten
- Het woord spugen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spugen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spugen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be