Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spuug·doek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spuugdoek spuugdoeken
verkleinwoord spuugdoekje spuugdoekjes

Zelfstandig naamwoord

spuugdoek

  1. doekje waarin de opgerispte melk die inmiddels een kwarkachtige vorm heeft aangenomen bij zuigelingen wordt opgevangen

Gangbaarheid