spinazie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spi·na·zie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1377 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spinazie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (groente), (plantkunde), (voeding) Spinacia oleracea , een snelgroeiende, eenjarige bladgroente
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Ga zo door en je zult spinazie eten.
Heel goed gedaan! Ga zo door!
- Je kunt in zijn nek spinazie zaaien.
Hij heeft geen schone nek.
Vertalingen
1. Spinacia oleracea, een snelgroeiende, eenjarige bladgroente
Gangbaarheid
- Het woord spinazie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "spinazie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikibooks voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Spinacia oleracea op: soortenbank.nl
Verwijzingen
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
spinazie
- (groente)(plantkunde)(voeding) spinazie; een snelgroeiende, eenjarige bladgroente
Veluws
Zelfstandig naamwoord
spinazie
- (groente)(plantkunde)(voeding) spinazie; een snelgroeiende, eenjarige bladgroente