snoeischaar
- Geluid: snoeischaar (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsnujsxar / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈsnujsχar/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈsnujsxar/
- snoei·schaar
- samenstelling van snoei ww en schaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snoeischaar | snoeischaren |
verkleinwoord | snoeischaartje | snoeischaartjes |
- (gereedschap) een stevige, korte schaar voor het snoeien van planten, struiken e.d
- Het is weer tijd om de snoeischaar ter hand te nemen.
1. een stevige, korte schaar voor het snoeien van planten, struiken e.d.
- Het woord snoeischaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoeischaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be