Nederlands

 
snoeitang
 
grote snoeitang
Uitspraak
Woordafbreking
  • snoei·tang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoeitang snoeitangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de snoeitangv / m

  1. een apparaat waarmee je grotere of kleinere takken van een boom of struik kunt knippen
    • Mijn eerste boom gaat krakend om. Dan komen de mensen met de snoeitangen die de resterende takken afknippen, als aasgieren die zich op een prooi storten. Dit is leuk, meer dan leuk. Ik kan een boom vellen! Ik wil er een meeslepen naar mijn grot. En overal ruikt het naar hars, die op mijn broek, jas en haar blijkt te zitten. Ik wil meer bomen doodmaken, nog veel meer. [1] 
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Corine Vloet 30 september 2006
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be