smuiken
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
smuiken | smuikend |
[1] smuik | |
[3] smuikerij |
- smui·ken
- [1] [2] van het Middelnederlands smoken
Verwant in Germaans:
|
- [3] [4] van het Middelnederlands smuken
|
Verwant in Germaans:
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
smuiken |
smuikte |
gesmuikt |
zwak -t | volledig |
smuiken
- misten, motregenen
- (verouderd) smeulen
- (verouderd) sluipen, zich verborgen houden, smokkelen
- (verouderd) smullen
- Het woord smuiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ 1,0 1,1 smuiken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Guus Kroonen“Etymological Dictionary of Proto-Germanic” (2013), Brill Publishers, p. 458
- ↑ Guus Kroonen“id.”, p. 460