smoordronken
  • smoor·dron·ken
stellend
onverbogen smoordronken
verbogen
partitief smoordronkens

smoordronken [1]

  1. heel erg dronken
    • 'What a lousy way of dying', zegt de alcoholistische hoofdpersoon in Under the vulcano van Malcolm Lowry als hij na bordeelbezoek wordt neergeschoten en smoordronken in de modder ligt te sterven. [2] 
    • In zijn blijspel laat hij een hospes, de verhuurder van een studentenkamer, met een ladder het toneel op lopen. Over een „smoordronken” student zegt de hospes: „Wat dunkt je? Om hem gemakkelyk te draagen zo weet ik geen ‘sekuurder’ raad, als dat we op deuze leêr dat dronken varken bonden.” Deuze leêr is vanzelfsprekend de meegedragen ladder. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Herman Franke 16 september 2005
  3. NRC Ewoud Sanders 3 september 2012