Sesam
  • se·sam
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gewas, het zaad daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1568 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sesam -
verkleinwoord - -

de sesamm

  1. (bloemplanten) Sesamum indicum   een uit Afrika afkomstige plant uit de familie Pedaliaceae  . De soort hoort waarschijnlijk tot de oudste vanwege de olie gekweekte gewassen van de wereld
    • Sesam hoort waarschijnlijk tot de oudste om hun olie gekweekte gewassen van de wereld. 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]


  • se·sam
  • Afkomstig uit het Grieks, oorsprong in het Oriëntaals.

sesam m

  1. (plantkunde), (voeding) sesam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sesam     sesamen     sesamer     sesamene  
genitief   sesams     sesamens     sesamers     sesamenes  


  • se·sam
  • Afkomstig uit het Grieks, oorsprong in het Oriëntaals.

sesam m

  1. (plantkunde), (voeding) sesam
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sesam     sesamen     sesamar     sesamane  
genitief