• se·ni

seni

  1. fijn, klein, dun, teer
    «rambut yang seni»
    dun haar, fijne haartjes
    «ular seni»
    kleine slangensoort
    «bercelak seni»
    licht met mascara opgemaakt
    «seorang putri yang seni»
    een prinses met een tere huid
  2. verfijnd, mooi
    «benda seni»
    mooie spullen (verfijnd door samenstelling of manier van vervaardigen)
  3. hoog, schel (van stem))
    «Suara biduanita itu sungguh seni.»
    Die zangeres heeft een heel hoge stem.
  4. zie: air seni "urine"

seni

  1. kunst, zowel de bekwaamheid om werk van buitengewone kwaliteit te verrichten als het werk van kunstenaars
    «Seniman tari sering juga menciptakan seni susastra yang indah»
    De beoefenaars van de traditionele Indonesische dans scheppen vaak ook prachtige literatuur.


  • se·ni

seni

  1. genie, zowel het geestelijk vermogen iets uitzonderlijks tot stand te brengen als de persoon die dit vermogen bezit
  2. (militair) niet-officiële schrijfwijze voor zeni "genie"


  • IPA: /ˈseː.ni/

seni m mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord seno


Verdelingsgetal (lat)
0
1, 1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3, 3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

sēnī

  1. telkens zes