selderij
- sel·de·rij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | selderij | |
verkleinwoord |
de selderij m
- (bloemplanten) bepaald soort plant, Apium graveolens uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae ). Selderij komt voor langs de kust op natte, enigszins zilte tot brakke grond en soms langs sloten
- (kruid) eetbaar deel van Apium graveolens met een hartig, frisse smaak, vergelijkbaar met peterselie maar dan sterker (wikidata: selderij )
- moerasscherm, schermbloemenfamilie, zaadplanten, 'nieuwe' tweezaadlobbigen, bedektzadigen, landplanten, planten
- selderijblad, selderijgroen, selderijknol, selderijloof, selderijolie, selderijplant, selderijsalade, selderijsla, selderijsoep, selderijstengel, selderijvlieg, selderijwortel, selderijzaad, selderijzout
1. bepaald soort plant, Apium graveolens
- Het woord selderij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "selderij" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] selderij in het Nederlands Soortenregister N
- [1] selderij op Wikidata
- [1] selderij op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
- ↑ "selderij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ selderij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be