scoren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van scoren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | scoren | te scoren | ||||||
toekomend | zullen scoren | te zullen scoren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gescoord | te hebben gescoord | ||||||
toekomend | gescoord zullen hebben | gescoord te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
scorend | gescoord | ev. scoor |
mv. verouderd scoort |
score | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | scoor | scoort | scoort | scoort | scoort | scoren | scoren | scoren | |
verleden (o.v.t.) | scoorde | scoorde | scoorde | scoorde | scoorde | scoorden | scoorden | scoorden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal scoren | zult/zal scoren | zult/zal scoren | zult scoren | zal scoren | zullen scoren | zullen scoren | zullen scoren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou scoren | zou scoren | zou(dt) scoren | zoudt scoren | zou scoren | zouden scoren | zouden scoren | zouden scoren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gescoord | hebt gescoord | hebt/heeft gescoord | hebt gescoord | heeft gescoord | hebben gescoord | hebben gescoord | hebben gescoord | |
verleden (v.v.t.) | had gescoord | had gescoord | had gescoord | hadt gescoord | had gescoord | hadden gescoord | hadden gescoord | hadden gescoord | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gescoord hebben | zal/zult gescoord hebben | zult/zal gescoord hebben | zult gescoord hebben | zal gescoord hebben | zullen gescoord hebben | zullen gescoord hebben | zullen gescoord hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gescoord hebben | zou gescoord hebben | zou/zoudt gescoord hebben | zoudt gescoord hebben | zou gescoord hebben | zouden gescoord hebben | zouden gescoord hebben | zouden gescoord hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gescoord worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gescoord | er is gescoord | |||||||
verleden | er werd gescoord | er was gescoord | |||||||
toekomend | er zal gescoord worden | er zal gescoord zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gescoord worden | er zou gescoord zijn |