scoorde
- scoor·de
vervoeging van |
---|
scoren |
scoorde
- enkelvoud verleden tijd van scoren
- Ik scoorde.
- Jij scoorde.
- Hij, zij, het scoorde.
- Ik scoorde.
- Het woord scoorde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
scoren |
scoorde