• schwung
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vaart’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1]
  • uit het Duits [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schwung
verkleinwoord

de schwungm [3]

  1. een vlotte, levendige manier van doen
    • Zeer oké. Foodbag is alvast met zijn vegetarische pakket een waardige concurrent voor Smartmat, maar de box die wij testten, was minder seizoensgericht en minder sprankelend. Bij de groentemoussaka, een gezellige, brij-achtige ovenschotel, hadden we nog wel een fris slaatje gelust, en de andere twee gerechten waren in balans, maar verdienden een tikje meer schwung: wat meer saus bij de noedels, wat meer zuur en kruiding bij de quinoasalade. [4] 
    • De flamboyante Keizer wordt vandaag en morgen node gemist. De gevatte voorzitter slaagde er de afgelopen jaren in de doorgaans niet bijster opwindende VVD-congressen nog enige schwung te geven. Congresgangers droegen Keizer op handen, bij de thuisblijvers was hij niet altijd even populair. [5] 
73 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[6]