vlotheid
- vlot·heid
- afgeleid van vlot (bijvoeglijk naamwoord) met het achtervoegsel -heid [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlotheid | vlotheden |
verkleinwoord | - | - |
de vlotheid v
- vaaart, snelheid
- vermogen zich snel en gemakkelijk te verplaatsen
- vermogen zich gemakkelijk te uiten
- vermogen soepel met anderen om te gaan
- Het woord vlotheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlotheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be