bezieling
- be·zie·ling
- Naamwoord van handeling van bezielen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezieling | bezielingen |
verkleinwoord | - | - |
de bezieling v
- het gemotiveerd zijn, het anderen motiveren
- Nu was hij de laatste tijd juist minder monter dan gewoonlijk. Door het vooruitzicht van een wapenstilstand was hij zichtbaar in de put geraakt, was zijn patriottische bezieling gefnuikt. [1]
1. het ingeven van een motivering ergens voor aan een ander
- Het woord bezieling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezieling" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be