• en·thou·si·as·me
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geestdrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord enthousiasme -
verkleinwoord - -

het enthousiasmeo

  1. (psychologie) geestdrift, het geheel van iets vervuld zijn
    • Als hij zelfverzekerd door de loopgraven beende en zich tot de mannen richtte, kon hij net zo veel enthousiasme als hij wilde in zijn woorden leggen als hij refereerde aan de verpletterende nederlaag van de vijand die met een laatste salvo de genadeslag zou krijgen, maar de mannen gaven hem alleen wat vaag gemopper ten antwoord en stemden voorzichtigheidshalve zwijgend toe door naar hun kistjes te kijken. [2] 
     `Ik weet het; zei de majordomus. 'Het was ijdele hoop dat dit u zou ontgaan. Ik vraag u met klem de grootmoedigheid op te brengen om mijn nederige excuses te aanvaarden. Deze uit de toon vallende decoratie is het jammerlijke gevolg van het enthousiasme van de nieuwe eigenaar.'[3]
     Ten slotte is bij veel mensen de koek gewoon op, na het enthousiasme aan het begin verliezen ze de motivatie om door te gaan.[4]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. "enthousiasme" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  3. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be