zwier
- zwier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwier | zwieren |
verkleinwoord |
de zwier m
1. draai, zwaai
2. gratie, elegantie
vervoeging van |
---|
zwieren |
zwier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwieren
- Ik zwier.
- gebiedende wijs van zwieren
- Zwier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwieren
- Zwier je?
- Het woord zwier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwier" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be