• zwier·bol
enkelvoud meervoud
naamwoord zwierbol zwierbollen
verkleinwoord

de zwierbolm

  1. een aan een touw opgehangen bol waarmee men kegels tracht om te doel vallen
    • Vroeger hadden ze zwierbollen op de kermis. 
  2. iemand die te makkelijk teveel geld uitgeeft aan drank en vrouwen
vervoeging van
zwierbollen

zwierbol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwierbollen
    • Ik zwierbol. 
  2. gebiedende wijs van zwierbollen
    • Zwierbol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwierbollen
    • Zwierbol je?