gratie
- gra·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘goedgunstigheid, genade’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bevalligheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1630 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gratie | gratiën |
verkleinwoord | - | - |
de gratie v
- (juridisch) het afzien van de uitvoering van een straf
- Mike Huckabee verleende als gouverneur gratie aan een misdadiger die nu een aantal politieagenten vermoord heeft en ziet daardoor zijn kansen op het presidentschap ernstig geschaad.
1. het afzien van de uitvoering van een straf
- Het woord gratie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gratie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "gratie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be