schranken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schranken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schranken | te schranken | ||||||||
toekomend | zullen schranken | te zullen schranken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschrankt | te hebben geschrankt | ||||||||
toekomend | geschrankt zullen hebben | geschrankt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
schrankend | geschrankt | ev. schrank |
mv. verouderd schrankt |
schranke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | schrank | schrankt | schrankt | schrankt | schrankt | schranken | schranken | schranken | |||
verleden (o.v.t.) | schrankte | schrankte | schrankte | schrankte | schrankte | schrankten | schrankten | schrankten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal schranken | zult/zal schranken | zult/zal schranken | zult schranken | zal schranken | zullen schranken | zullen schranken | zullen schranken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schranken | zou schranken | zou(dt) schranken | zoudt schranken | zou schranken | zouden schranken | zouden schranken | zouden schranken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschrankt | hebt geschrankt | hebt/heeft geschrankt | hebt geschrankt | heeft geschrankt | hebben geschrankt | hebben geschrankt | hebben geschrankt | |||
verleden (v.v.t.) | had geschrankt | had geschrankt | had geschrankt | hadt geschrankt | had geschrankt | hadden geschrankt | hadden geschrankt | hadden geschrankt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschrankt hebben | zal/zult geschrankt hebben | zult/zal geschrankt hebben | zult geschrankt hebben | zal geschrankt hebben | zullen geschrankt hebben | zullen geschrankt hebben | zullen geschrankt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschrankt hebben | zou geschrankt hebben | zou/zoudt geschrankt hebben | zoudt geschrankt hebben | zou geschrankt hebben | zouden geschrankt hebben | zouden geschrankt hebben | zouden geschrankt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geschrankt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geschrankt | er is geschrankt | |||||||||
verleden | er werd geschrankt | er was geschrankt | |||||||||
toekomend | er zal geschrankt worden | er zal geschrankt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geschrankt worden | er zou geschrankt zijn | |||||||||
lijdende vorm geschrankt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geschrankt worden | geschrankt te worden | ||||||||
toekomend | geschrankt zullen worden | geschrankt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geschrankt zijn | geschrankt te zijn | ||||||||
toekomend | geschrankt zullen zijn | geschrankt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geschrankt | wordt geschrankt | wordt geschrankt | wordt geschrankt | wordt geschrankt | worden geschrankt | worden geschrankt | worden geschrankt | |||
verleden (o.v.t.) | werd geschrankt | werd geschrankt | werd geschrankt | werdt geschrankt | werd geschrankt | werden geschrankt | werden geschrankt | werden geschrankt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geschrankt worden | zult geschrankt worden | zult geschrankt worden | zult geschrankt worden | zal geschrankt worden | zullen geschrankt worden | zullen geschrankt worden | zullen geschrankt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geschrankt worden | zou geschrankt worden | zou/zoudt geschrankt worden | zoudt geschrankt worden | zou geschrankt worden | zouden geschrankt worden | zouden geschrankt worden | zouden geschrankt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geschrankt | bent geschrankt | bent/is geschrankt | zijt geschrankt | is geschrankt | zijn geschrankt | zijn geschrankt | zijn geschrankt | |||
verleden (v.v.t.) | was geschrankt | was geschrankt | was geschrankt | waart geschrankt | was geschrankt | waren geschrankt | waren geschrankt | waren geschrankt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschrankt zijn | zult geschrankt zijn | zult geschrankt zijn | zult geschrankt zijn | zal geschrankt zijn | zullen geschrankt zijn | zullen geschrankt zijn | zullen geschrankt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschrankt zijn | zou geschrankt zijn | zou/zoudt geschrankt zijn | zoudt geschrankt zijn | zou geschrankt zijn | zouden geschrankt zijn | zouden geschrankt zijn | zouden geschrankt zijn |