• schor·re·mor·rie
enkelvoud meervoud
naamwoord schorremorrie -
verkleinwoord

het schorremorrieo

  1. (Jiddisch-Hebreeuws), geen meervoud, (scheldwoord) slechte/verdorven groep mensen
88 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]