schorremorrie
- Geluid: schorremorrie (hulp, bestand)
- IPA: /sxɔrəˈmɔri/
- schor·re·mor·rie
- Mogelijk uit Nedersaksisch schurremurre / schorremorre / schurjemurje (zie ook Schorlemorle / Scorlemorle / Schorlemurle, bep. Duitse wijn, en Duits Schory Mory / schurrmurr).
- Een andere mogelijke herkomst is van Jiddisch שורים "ossen" en חמורים "ezels" (shor vachamor).
- Nog een andere gesuggereerde, maar onwaarschijnlijke herkomst is Perzisch shūr-o-mūr.
- Of gewoon een inheems woord, vermoedelijk beïnvloed door schorem.[1][2]
- In de betekenis van ‘uitschot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1698 [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schorremorrie | - |
verkleinwoord |
het schorremorrie o
- (Jiddisch-Hebreeuws), geen meervoud, (scheldwoord) slechte/verdorven groep mensen
1.
- Het woord schorremorrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schorremorrie" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ schorremorrie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "schorremorrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be